22 mei 2013
Lieve Margot,
Gisteren was het dan zover; de dag van jouw algehele eenwording met God. Betere woorden kan ik niet bedenken voor het sterven van jouw lichaam. Net zo min zal het me lukken om in woorden uit te drukken hoe bijzonder dit was. Toch wil ik een poging wagen, om hen die er fysiek niet bij waren, te laten delen in jouw laatste uren hier in deze droom.
Rond het middaguur verzamelden jouw vriendin Annelies, jouw zus Linda en ik bij mij thuis, zodat we met z’n drieën nog een warme maaltijd konden nuttigen in het vegetarisch restaurant bij mij om de hoek. Daarna reden we in colonne naar jouw huis. “Hier komen de drie musketiers”, dacht ik hardop toen we uitstapten. “Nou, ik dacht meer aan Charley’s angels”, zei Annelies. Hoe dan ook, er was een verbinding voelbaar en ik was blij dat we met z’n drieën waren; dat er ook iemand van de familie bij was.
Je deed zelf open; je zag er vermoeid en breekbaar uit, maar toen Linda vroeg hoe je je voelde, begon je helemaal te stralen. “Als een kind dat op schoolreisje gaat en staat te wachten op de bus”, zei je. Je besefte heel goed dat deze reis veel groter zou worden dan een schoolreisje, een vakantie of wat dan ook. Het was met niets te vergelijken. Je vertelde ook dat je blij was dat je nu al, op je 52e naar God mag gaan, en niet meer hoefde te wachten tot je 80e . “Mijn leven is klaar, de lessen zijn geleerd, ik mag naar Huis”, legde je uit. Linda vertelde dat ze jou gunde dat je naar God gaat en vrede leeft, maar dat ze jou zelf nog graag wat langer hier had gehouden, zodat ze je nog eens kan zien en met je kan praten. “Maar je kunt met me praten hoor”, zei je, “er is niets op tegen om de persoon Margot zoals je mij gekend hebt voor de geest te halen. Het is alleen zo dat ik niet meer terugpraat op de manier zoals je gewend bent. Maar ik zal zeker antwoorden als je me wat vraagt.”
Vervolgens bespraken we hoe je wilde dat de middag zou verlopen. Eerst had je nog een lijstje met praktische zaken te bespreken. Het beeld van jou met je lijstjes in een huis waar alles zijn eigen plekje heeft, was me het afgelopen jaar vertrouwd geworden en zal nog lang op mijn netvlies staan. Het is zo kenmerkend voor jou; tot het laatste toe de regie houden, zaken regelen en uitleggen, zodat jouw dierbare nabestaanden veel werk bespaard wordt. Je hebt zelfs Linda nog de speciale gebruiksaanwijzing van de stofzuiger uitgelegd.
Om kwart over drie heb je het “Requiem” van Fauré aangezet, die je op een bepaald moment stopte, zodat ik het speciaal voor jou geschreven gedicht “Vogel en vlinder” van Arjen Sevenster kon voorlezen. Daarna luisterden we weer verder, tot jij de muziek weer stopte en Linda het gedicht “Requiem” van Helen Schucman in het Engels kon voorlezen. Terwijl we daarna naar het laatste stuk van de muziek luisterden, vroeg ik in stilte aan Jezus of hij de leiding wilde nemen, zodat we jou zo goed mogelijk bij konden staan in het allerlaatste stukje van jouw reis. Toen we onze ogen openden, zag ik dat je ogen straalden.
Om even voor vieren ging de deurbel en ik zag je opveren; de huisarts en de assistent in opleiding waren gearriveerd. Nu ging het gebeuren. We namen om beurten “afscheid” van je. Ik wenste je een goede reis en zei: “Bedankt voor alles”. Terwijl ik de woorden uitsprak voelde ik dat de dank niet alleen van mezelf kwam, maar ook namens allen die jij geholpen hebt en allen die jij nog zult helpen met je boeken en artikelen. Terwijl de dokter en de assistent de medicatie gereed maakten, liet jij je door Linda in bed helpen.
Ik vroeg of je wilde dat iemand jouw hand zou vasthouden, maar dat hoefde niet: “Sterven is een heel persoonlijk proces”, zei je “dat wil ik toch zelf doen”. Wel vond je het fijn dat Linda naast je kwam zitten. Aan de andere kant van het bed stond een tafeltje met daarop een bosje madeliefjes en het portret van Jezus waarnaast een waxinelichtje brandde. Ook op de eettafel brandde een kaars naast twee portretten van Jezus en een bos bloemen.
Annelies las het gebed voor dat in les 163 van de Cursus staat. Daarna keek je ieder van ons nog een keer aan; vol vertrouwen met weer die stralende blik in je ogen. De huisarts diende het slaapmiddel toe. “Daar ga ik”, fluisterde je. Vanuit de positie waar ik zat kon ik goed zien hoe jouw blik zich vestigde op het portret van Jezus; dat was het laatste wat je zag voordat je voorgoed je ogen sloot. Hij was er en nam je liefdevol in Zijn armen. Je had geen angst, geen weerstand, alleen volkomen bereidheid om met Hem mee te gaan. “Uw Wil geschiede”, klonk een stem in mijn hoofd. Je ademhaling stopte al voordat het werkelijke euthanasiemiddel werd toegediend. Om tien voor vijf stelde de huisarts de dood van jouw lichaam vast. Op dat moment voelde Annelies hoe je jubelend de hemel binnentrad en je voor eeuwig verenigde met God.
Dineke Dekker
23 mei 2013