Tekenen

19 mei 2011

“Eerst dacht ik
dat bidden spreken was.
Maar ik leerde dat bidden nog
meer is dan zwijgen,
namelijk horen.

Zo is het.
Bidden wil niet zeggen:
jezelf horen spreken.
Bidden wil zeggen:
Stil worden tot je God hoort.”

Sören Kierkegaard

Sommige mensen hebben het gevoel dat ik me wat al te gemakkelijk neerleg bij een naderende lichamelijke dood, en er te veel vanuit ga dat dit ziekteproces inderdaad hiernaartoe leidt. Medisch gezien kun je in mijn toestand inderdaad – soms – nog jaren mee, (al is het beslist zo dat alle artsen nogal bezorgd kijken als ze mijn medische gegevens zien; er zit een erg agressieve kankersoort in mijn lichaam). En ja, er zijn soms ‘wonderbaarlijke genezingen’ van kanker, wat betekent dat de denkgeest besluit een andere weg op te gaan en er een fysieke genezing plaatsvindt die medisch niet verklaarbaar is. Ik kan me de vragen en gevoelens voorstellen, en daarom wil ik in deze dagboeknotitie wat proberen te vertellen over wat de reden is dat ik er zo mee omga.

Om het kort te zeggen: het is vooral een kwestie van een innerlijk gevoel van wat hierin klopt voor mij. Geen rationele overweging, geen beslissing van mijzelf over hoe ik me hiermee wil verhouden of hoe ik dit wil zien. Nee, het is een veel dieper gelegen innerlijk aanvoelen dat er gewoon ís en bepaalt hoe ik me opstel. Dit proces heeft een dynamiek waar ‘ik’ helemaal niets over te zeggen heb, maar waar ik voeling mee kan houden en in kan meestromen als ik dat wil. Wanneer ik daarnaar luister, zonder eigen oordeel, voorkeur of angst voor de dood (die ik inderdaad niet voel op dit moment), dan hoor ik: ‘Het gaat aflopen. Kijk, luister, ruik en proef nog goed van alle kleine aardse dingen en geniet ervan, want straks zul je vertrekken.’ Niet ík zeg dat, maar alles om me heen weerspiegelt en bevestigt wat ik in mijn binnenste voel. De bomen fluisteren me toe: ‘Het duurt niet lang meer’. De zee lonkt: ‘Straks ben je in de eeuwige weidsheid’. En ’s nachts juichen de sterren: ‘Je gaat naar God!’
“Hoor ik jullie goed?” vraag ik. En alles knikt en bevestigt het. “Hoor ik dit goed, loopt mijn aardse leven op een einde?” vraag ik Jezus. En hij knikt en zegt: “Je komt nu spoedig.”

Ik denk dat heel veel mensen in de laatste periode voor hun lichamelijke dood (ook al is die in aardse zin ‘onverwacht’) dit soort boodschappen zouden kunnen horen. Het zijn boodschappen die ons op de overgang voorbereiden. Maar de allermeeste mensen zijn zo bang voor de dood dat ze hun oren dichthouden, en gewoon doorleven alsof er niets aan de hand is. Zelfs ongeneeslijk zieken doen dat vaak en rennen van genezer naar genezer, in plaats van stil te willen staan bij wat er écht aan het gebeuren is. Maar voor mij klopt dat niet.
Zoals ik eerder heb geschreven, voel ik dat er een onderlaag in mijn denkgeest is die zich erg moe voelt en hevig verlangt naar mogen rusten in de Hemel. Het moet vanuit die onderlaag zijn dat de kanker gecreëerd is, die zich in januari openbaarde. Een uitgeputte denkgeest leidt tot een zwak en uitgeput lichaam, dat op den duur niet meer bruikbaar is om nog langer te blijven functioneren binnen de aardse dimensie. Zoals ik het nu aanvoel, heeft mijn denkgeest dit in gang gezet als een manier om hieruit te gaan vertrekken. En ik verwacht dat hij bij die intentie blijft.
De denkgeest als geheel is dieper gelegen dan het deel ervan dat wij ons bewust kunnen zijn vanuit de persoon die op aarde lijkt te leven. Het is de denkgeest als geheel die – bij iederéén – op een gegeven moment besluit lichamelijk gezien te sterven. Het heeft weinig zin je als de persoon die op aarde meent te leven te gaan verzetten tegen welk besluit ook dat je eigen denkgeest genomen heeft, wanneer je ervan uitgaat dat dit besluit onder leiding van de Heilige Geest genomen is.

“Gebruik het om het Woord van God naar hen te brengen die dat niet hebben, en het lichaam wordt heilig. Omdat het heilig is, kan het niet ziek zijn, noch sterven. Wanneer het niet meer bruikbaar is, wordt het terzijde gelegd, en dat is alles. De denkgeest neemt deze beslissing zoals hij alle beslissingen neemt die verantwoordelijk zijn voor de toestand van het lichaam. Toch neemt de leraar van God deze beslissing niet alleen. Deed hij dat wel, dan zou hij het lichaam een ander doel geven dan wat het heilig houdt. Gods Stem zal hem zeggen wanneer hij zijn rol heeft vervuld, precies zoals die hem zegt wat zijn functie is. Hij lijdt niet door te gaan, noch door te blijven. Ziekte is voor hem nu onmogelijk” (H12.5:4-12).

Er waren voortekenen. Het ene teken kwam afgelopen zomervakantie. Ik wandelde toen een week in grote eenzaamheid, in het oosten van het land, en raakte sterk ingekeerd. Meteen daarna ging ik naar het westen, naar de kust, en verbleef een paar dagen in een retraitecentrum in de duinen. Omdat ik me daar niet meteen thuis voelde, deed ik in de tuin van het centrum een aardingsoefening waarbij ik me sterk concentreerde op de grond onder mijn voeten. Toen had ik de eigenaardige gewaarwording dat de grond waarop ik stond helemaal niet vast was, maar dreef – in de richting van de zee. Het hele gebied leek naar de zee te trekken en daarin langzaam te verdwijnen. En ikzelf ook. Ook ik leek naar de zee te trekken, er naartoe te drijven, en erin te worden opgenomen.
Sindsdien voel ik dit altijd als ik aan de kust ben. En steeds opnieuw wil ik terug naar de zee, en heb grote moeite me er weer van los te rukken en terug te keren naar mijn huis.

Een half jaar later, in januari, kwam deze ervaring terug. Ik had net gehoord dat ik kanker heb, maar wist nog niet dat er ook uitzaaiingen zijn. Die eerste week na het bericht leek de grond onder mijn voeten, gewoon hier thuis, ineens ook voortdurend weg te drijven. Nee, het was niet zo dat de grond wegzakte onder mijn voeten, van schrik. Het was opnieuw het – zeer krachtige – gevoel ergens naartoe te worden getrokken, in een gestaag tempo. Dat voelde helemaal niet eng, maar eerder alsof ik op een transportband stond en zonder iets te hoeven doen werd meegenomen. Ik moest denken aan mijn ervaringen in de zomer bij de zee en besloot in gedachten te volgen wat er gebeurde. Ik sloot mijn ogen en kreeg spontaan beelden. Ik werd naar een rand getrokken, een soort rotswand, en ging daar vervolgens soepel en angstloos overheen. Op het moment dat ik over de rand ging, had ik ineens twee enorme vleugels, en ik vloog. En dat niet alleen; Jezus was bij mij, in lichamelijke vorm en net als ik met vleugels, en we vlogen samen. Het was heerlijk.
Voor mij was dit een teken, een voorbereiding op wat gebeuren gaat en wat dit te betekenen heeft.

Er was nog een ander voorteken, en dat gebeurde een maand ervoor, in december. Toen zag ik een paar keer hele korte beelden; steeds dezelfde – als een dia die ik telkens heel even te zien kreeg. Het beeld dat ik zag (dit klinkt misschien een beetje luguber, maar dat is niet zo bedoeld) was van mijn lichaam, en het was overduidelijk mijn dode lichaam dat ik zag. Ik zag een deel van mijn borst en mijn hoofd – liggend, stil, zonder leven erin. Een paar keer kwam dit beeld terug, zonder duidelijk aanleiding. Ik wist niet waarom ik het zag en omdat het zulke korte flitsen waren, die na een tijdje helemaal verdwenen, besteedde ik er weinig aandacht aan. Ik vond het ergens ook wel grappig dat ik mijn eigen dode lichaam zag, omdat ik wel besefte dat mijn lichaam zeker op een dag zou sterven. Toch was er iets vreemds aan die beelden, maar ik wist niet goed wat het was.
Na het bericht over mijn ziekte herinnerde ik me ineens weer deze beelden. En nu drong tot me door wat ik er vreemd aan had gevonden. Het lichaam dat ik had gezien, zag er zo ongeveer uit zoals ik er nu uitzie. Ik had mijn dode lichaam gezien, maar het was geen óud lichaam. Dat had ik niet willen beseffen in december. Maar nu wel. Mijn denkgeest had me iets laten zien van wat wel eens in vrij korte tijd zou kunnen plaatsvinden.

Hoe het precies verder zal gaan, en in welk tijdsbestek, dat weet ik natuurlijk ook niet. En ‘ik’ ga daar niet over. Ik was al gewend me af te stemmen op het grote geheel en van dááruit te leven en mee te bewegen, zonder persoonlijke voorkeur of investering of de illusie van controle. Dat is wat er verandert als je niet meer vanuit het ego leeft en je bewustzijn verruimd is tot álles. Je leeft niet meer vanuit een miniem ‘ik-punt’, je leeft vanuit het Al. En dat Al omvat alles. Er is niets meer om bang voor te zijn.