Gedachtekracht

5 juli 2011
Op zaterdagmiddag de stad in is iets wat ik zelden doe. Ik ben dan liever in het bos. Maar vorige week was het weer zo slecht, mijn lichaam zo moe, en leken enige zaken zo dringend om in huis te halen, dat ik het erop waagde. Na een succesvolle en tamelijk snelle shopsessie kwam ik thuis met de door mij zo ‘felbegeerde’ spulletjes. Slippers voor in de sauna. Een licht en opvouwbaar krukje dat mee kan in de wandelrugzak. Een ligbed voor in de tuin. Veelbetekenend: Margot gaat uitrusten. Ik werd weliswaar toch wel wat moe van dit gewinkel, maar met deze spullen moet dat natuurlijk helemaal goed komen.

Bijna ongemerkt ben ik de laatste maanden steeds vermoeider geworden. Mijn fysieke conditie takelt langzaam af, zo lijkt het – of het nu door de kanker komt, of door alle bijwerkingen van de medicijnen die steeds meer voelbaar worden. In april kon ik nog twee dagen achter elkaar wandelen in Lage Vuursche, maar dat lukt nu niet meer. Mijn wandelingen worden korter, en de dag erna moet ik rustig aandoen. Ook fietsen kost meer moeite, en er zijn zelfs momenten dat ik enigszins hijg wanneer ik de trap oploop. Dat is – op z’n zachts gezegd – even wennen, want mijn fysieke conditie was altijd goed. Volgens mijn huisarts, die ik onlangs sprak, is de meest voorkomende klacht van kankerpatiënten hevige tot zelfs extreme moeheid.
Het is dus een kwestie van aanpassen: kijken wat wél kan, in plaats van rouwen om wat niet meer kan. Blijven bewegen is beter dan helemaal niet bewegen, en bovendien veel prettiger. In mijn eentje de natuur in, is voor mij nog altijd een heel effectieve manier om te ontspannen en mijn ‘hoofd’ te laten rusten (want ook dat is moe, na een zeer intensief lesjaar). Ik zoek manieren om dat te kunnen blijven doen: korter wandelen, gedoseerd, met veel zitten en rusten tussendoor. Op dat ligbed in de tuin is natuurlijk ook heerlijk, tenminste als de zon schijnt. Maar hoe groen mijn tuintje ook is, alle buren zijn erg dichtbij, en op sommige momenten is me dat te veel. Dan wil ik even vluchten van de wereld.
Zondag (in het bos) vroeg ik mij af of ik probeer mezelf onzichtbaar te maken als ik in de natuur ben. Maar het is andersom: ik probeer dan de wereld even onzichtbaar te maken, zoveel als mogelijk. Ongestoord genieten van die ‘andere’ dimensie – de serene Goddelijke aanwezigheid die overal voelbaar en zichtbaar is, een volte van kleine trillinkjes, een totaal in liefde gevat zijn van alles. De natuur lijkt daarmee moeiteloos te harmoniëren. De bladeren van de bomen ruisen in de wind en zingen een Goddelijke melodie. De vogels fluiten hun eigen wijsje mee. Een ree staat me roerloos aan te kijken, en springt dan sierlijk weg tussen de struiken. De wolken dansen in een blauwe lucht. De natuur laat zich geheel omvatten en doordringen door de liefde, zo lijkt het.
Het is fijn daarvan te genieten zonder de voortdurende verstoringen uit mensenland. Vrijwel alle mensen produceren constant geluiden, bewegingen en energie die de heelheid tenietdoen en in talloze fragmenten uit elkaar doen vallen. Als kleine, luidruchtige eilandjes, geheel op zichzelf, wandelen ze door de wereld, zonder enige voeling te houden met het geheel dat hen omringt. De afscheiding vindt altijd nú plaats. Er is geen andere tijd. Hoe dichter ik bij de dood kom, hoe gevoeliger ik hiervoor word. Elke disharmonie komt binnen als een mokerslag. En er zijn er heel veel!

 “Je houdt duizenden stukjes angst vast die de Hoogheilige beletten binnen te treden. Licht kan niet door de muren dringen die jij bouwt om het tegen te houden, en het is altijd ongenegen om te vernietigen wat jij hebt gemaakt” (T4.III.7:2,3).

Sinds vorige week spuit ik de natuur ook nog in mijn lichaam – in de vorm van het antroposofische maretakpreparaat Abnoba Viscum. Er is veel tijd overheen gegaan sinds ik met dokter T hierover sprak. Hij wilde eerst een maand wachten tot duidelijk was of mijn reguliere behandeling op deze wijze werd voortgezet. En toen moest het recept nog worden opgestuurd en het geneesmiddel bij de apotheek besteld. Maar vorige week was het dan zover en kreeg ik mijn eerste injectie onder de huid. Gisteren heb ik de tweede prik gehad, via de doktersassistente zodat ik kan leren hoe ik mezelf moet injecteren. Vanaf nu ga ik het zelf proberen, twee keer per week. Het prikken in de huid doet nauwelijks pijn, maar het is een handigheidje: met de injectienaald de vloeistof uit een ampul zuigen, vervolgens de naald wisselen en een priknaald er op zetten, en dan een huidplooi opnemen en jezelf injecteren. Jammer dat het ego geen lichaam met drie handen heeft bedacht, want dat zou in een geval als dit erg handig zijn geweest!
De Abnoba Viscum kan helpen me fysiek weer wat krachtiger te voelen en minder last te hebben van bijwerkingen van de behandeling. Het stimuleert tevens het natuurlijk afweermechanisme van het lichaam, en daarmee het opruimen van kankercellen. Of dat zo werkt is even afwachten. Opvallend is wel dat de ampul met de vloeistof energetisch heel anders voelt dan bijvoorbeeld de hormoonpillen die ik dagelijks slik. De Abnoba Viscum voelt levend, de pillen als een volkomen dood goedje – iets wat wel zijn fysieke werkzaamheid heeft, maar als een in zichzelf dode stof.

Dat ik ondanks de bijwerkingen vooralsnog doorga met de reguliere behandeling, is om enige tijd te rekken. De Cursus legt uit dat welke stof ook wordt toegediend, deze alleen een geheugensteun voor de denkgeest is om – in mijn geval – de kanker onder controle te houden. In principe zou dat dus ook direct vanuit denkkracht kunnen, of met behulp van een middel zonder bijwerkingen, zoals – ik noem maar wat – de kleur groen visualiseren. Het punt is echter dat wij allemaal functioneren binnen het denkkader van de collectieve afgescheiden denkgeest (die samen de mensheid vormt). Gedachten van die collectieve denkgeest zijn veel krachtiger in hun uitwerking dan gedachten die alleen door kleine groepen van individuele denkgeesten, of door een individu, worden gedacht. De collectieve denkgeest van de mensheid denkt dus bijvoorbeeld dat Herceptin of chemokuren werken tegen kanker (net zoals hij bijvoorbeeld denkt dat je oorlog moet voeren om vrede te krijgen, en dat er altijd één moet winnen en één moet verliezen).
Op verschillende plaatsen legt Jezus in de Cursus uit dat onze ‘wereld’ uitsluitend berust op geprojecteerde gedachten, waarin wijzelf verkiezen te geloven.

 “Niemand… kan ooit de kracht van jouw leervaardigheid in twijfel trekken. Er is in de wereld geen grotere kracht. De wereld werd erdoor gemaakt, en ook nu nog is ze op niets anders aangewezen. De lessen die jij jezelf hebt onderwezen, zijn zo uit-en-te-na geleerd en zo star, dat ze als zware gordijnen oprijzen om eenvoudige en voor de hand liggende zaken aan het oog te onttrekken” (T31.I.3:1-4).

Een medicijn als Herceptin is dus uitsluitend werkzaam omdat deze door de collectieve denkkracht in stand gehouden wordt. Er zijn daarentegen slechts zeer weinig denkgeesten die denken dat bijvoorbeeld het visualiseren van de kleur groen werkt tegen kanker. Daarmee heeft dat in het algemeen een veel geringere werkzaamheid. Reguliere medicijnen gebruiken betekent dus dat je, min of meer noodgedwongen, ‘meelift’ op de denkkracht van de collectieve denkgeest. Die denkt vanuit het egodenkkader van zonde, schuld en angst, en daarom zit er altijd een vorm van aanval in verscholen. In dit geval dus bijwerkingen! Iets tot stand brengen vanuit individuele denkkracht dat indruist tegen de collectieve gedachten, vergt een enorme training en energie. Dat het wel kan, demonstreren sommige yogi’s. Maar dat is niet bepaald de weg van de Cursus.
Mijn denkgeest gebruikt op dit moment de collectief gedachte kankermedicijnen om de kanker in toom te houden. Toch maakt hij hier alleen gebruik van zolang hem dat goeddunkt. Als hij ze niet meer wil gebruiken, ‘slaat de behandeling niet meer aan’. En het kan natuurlijk op een gegeven moment ook een keuze zijn, om deze collectief gedachte behandelingen gewoon links te laten liggen, omdat de bijwerkingen te ongewenst zijn. Ik laat me leiden.