21 december 2011
“En HOP, daar ga je.
Je valt.
En valt.
En valt.
Een eindeloze vrije val.
En niets om op te pletter te slaan.
Dat is niet-weten.”
(NIET-WETEN.nl/Inzicht 1-2011)
Soms neem ik even een kijkje bij oosterse leringen. Een net wat andere taal, maar met hetzelfde doel. Wei wu wei, zeg ik dan tegen mezelf: doende niet-doen. Niet weten. Leegte. Zwijgen. Stilte.
Mijn laatste partnerrelatie, alweer enige jaren geleden, was met een dichter. En dat was geen toeval, want in de speciale relatie zoek je vaak in een ander wat je in jezelf verlangt. En ik ben altijd een beetje jaloers geweest op dichters: dat zij met zo weinig woorden zoveel kunnen zeggen, of eerder nog: suggereren. En dat terwijl ik meestal iemand van vele woorden ben, van lange zinnen, verhalen. Intussen heb ik dit vergeven: ik schrijf zoals ik schrijf, en wat fijn dat er ook dichters zijn die dichten en dat we allemaal iets anders goed kunnen. Bovendien heeft de Cursus, het dikke boek met zoveel tekst, me laten zien dat het niet gaat om veel of weinig woorden. Het gaat om de bron waar die uit voortkomen, en alleen dat bepaalt de werkzaamheid.
Maar toch: soms raken ook bij mij de woorden op. Net zoals mijn stem nu soms opraakt. Mijn enorme moeheid is een brug naar stil worden en stil zijn. Bijna elke middag lig ik een tijdje met gesloten ogen op de bank: te moe om iets anders te doen; te moe om zelfs iets te zien of horen. Ik val overdag zelden echt in slaap, maar verkeer in een soort halfslaap, waarbij elk tijdsbesef verdwijnt. Wanneer ik na tien minuten moeizaam en stijf weer overeind kom en op de klok kijk, is er soms bijna een uur voorbij.
Terwijl ik een keer in die toestand van halfslaap verkeerde, was er ineens een beeld, een wakende droom: dat ik klei had in mijn oren, op mijn ogen en in mijn mond. Dat voelde niet akelig of verstikkend, maar heel rustig. De zintuigen gesloten.
Dat is anders geweest. Een paar jaar geleden voelde ik een zeer sterkte behoefte – ja, zelfs een drang – om te spreken. De woorden wílden gewoon mijn mond uitstromen. Dat ging zeker niet om zomaar spreken, over wat dan ook. Het was uitsluitend een drang om te spreken over God. De Cursus gaf mij de context en de basis om dat te doen. Over God Zelf kan eigenlijk nauwelijks gesproken worden. Maar in de context van de Cursus kan heel wat worden gezegd over de weg om naar Hem te geraken. En dat heb ik volop gedaan. Dat dit maar een paar jaar zou duren, wist ik niet tot vorig jaar. Voor míj is dit blijkbaar genoeg geweest, want de drang over Hem te spreken is niet meer voelbaar. Ik besef evengoed dat mijn stoppen met lesgeven voor velen een wellicht onaangename verrassing is geweest, en het was zeker niet ‘mijn plan’. Maar wat is een plan? Dit stuk is geleefd, en nu wordt het geleidelijk stil in mij. Ja, ik schrijf nog steeds. Maar langzamerhand raken mijn woorden op.
De golven van enorme moeheid die opkomen, hebben alles te maken met waar ik de vorige keer over schreef: het blootleggen van het ‘volhoudstuk’ in mijzelf, en dit vervolgens loslaten. De laatste jaren, hoe mooi ze ook waren, heb ik blijkbaar meer dan ik me bewust was (en dan me lief was) bij tijden óók dit ‘volhoudstuk’ ingezet tijdens het drukke en intensieve lesgeven over de Cursus. Nadat ik ‘de wereld’ eigenlijk al doorzien en losgelaten had, heeft het ‘volhouden’ om in diezelfde illusoire wereld te blijven functioneren me er in zekere zin weer aan gebonden. Het is een subtiele valkuil die misschien voor de hand ligt: hard werken om anderen te vertellen dat er eigenlijk niets te doen valt. De wereld is een tricky place! En het ‘volhouden’ was bij mij een erg sterk ontwikkeld patroon.
Hoe dan ook, ik heb nu de stekker uit het volhoudstuk getrokken. De doorwerking daarvan is voelbaar. Het bevordert de vrije val, die in het citaat hierboven omschreven wordt. Toegeven aan moeheid, loslaten, vallen, vallen, zakken, niet weten, niet-doen, overgave…
Loslaten is loslaten, en dat betekent dat je het alleen maar zonder vooropgesteld doel kunt doen. Maar het leidt wél tot iets, bemerk ik steeds. Als een onverwacht cadeau, als genade. De moeheid verdwijnt, alles wordt enorm helder en licht en ruim als een eindeloze zee. Ik vlieg.
Loslaten eindigt níet in leegte – dat is een tussenfase, zij het een onvermijdelijke. Wanneer ik me steeds weer overgeef aan de leegte die er lijkt te zijn, dan wordt deze tot volheid. En nu kom ik toch weer bij de meer westerse termen. Wie ruimte wil maken, kan vervuld worden: van Gods genade. Heilige Maria, altijd maagd, zij gaf zich over en draagt nu het Christus Kind. Datzelfde wordt ons allemaal gevraagd en daar gaat in wezen de adventstijd over.
En daarmee kom ik ook bijna als vanzelf op het grote drama dat zich binnen de katholieke kerk heeft afgespeeld en nog afspeelt. Waarbij de vraag kan opkomen, of ook die kerk durft los te laten, te vallen. En of, op hun beurt, de vele ‘slachtoffers’ dat durven. Volledige overgave aan dat wat is gebeurd, aan keuzes die gemaakt zijn, aan pijn die al jarenlang voelbaar is. De leegte vervolgens durven toelaten. “En HOP, daar ga je…” Hier is intensief en misschien langdurig vergevingswerk nodig, voor alle betrokkenen. Opdat Gods genade weer voelbaar mag worden.
Tot slot: veel mensen vragen me of ik me beter voel sinds ik met de behandelingen gestopt ben. Dat is moeilijk te zeggen, onder meer doordat er zoveel tegelijkertijd gebeurt in me, wat ook een energetische doorwerking heeft. Daarnaast duurt het een tijd voor de stoffen van al die medicijnen helemaal uit mijn lichaam zijn, en moet mijn lichaam herstellen van de behandelingen, voor zover mogelijk, aangezien het lichaam immers ziek is. Toch voel ik wel een verschil, in de zin van meer verlichting. Volgende maand, in januari, is dit hopelijk allemaal wat duidelijker, en dan heb ik ook weer een afspraak met de oncoloog.
Eerst Kerstmis vieren. En het begin van een hoe dan ook bijzonder nieuw jaar.
“Laat geen wanhoop de vreugde van Kerstmis verduisteren, want zonder vreugde heeft de tijd van Christus geen betekenis. Laten we gezamenlijk vrede vieren door van niemand een offer te eisen, want zo schenk jij mij [Jezus] de liefde die ik jou schenk. Wat kan meer vreugde geven dan te zien dat wij in niets zijn misdeeld?” (T15.XI.8:1-3)
Vreugdevolle feestdagen en een vredig nieuw jaar!