Aarden

12 april 2011
Sinds ruim een week drink ik elke ochtend een glas water met drie theelepels ‘Green magma plus’. Ik had erover gehoord, als ondersteunend voedingssupplement, en besloot maar eens in een winkel te kijken of ze dat hadden. Uiteindelijk vond ik in het enorme assortiment aan vitamines en supplementen een grote, dure pot. Aarzelend stond ik ermee in handen. Mijn Jantje Zuinig kwam onmiddellijk op (een term van advaitaleraar Jan van Delden voor hardnekkige stukjes persoonlijkheid, en dit is er in mijn geval zo één). “Veertig euro voor een pot groene poeder!” riep Jantje Zuinig verontwaardigd. Ik bestudeerde maar eens wat er allemaal inzat. Groen gersteblad en een heleboel andere dingen er nog bij. Het klonk verschrikkelijk gezond. “Weet je wel dat dat meer dan tachtig gulden is!” zeurde Jantje verder. Gulden? Sinds wanneer gaan we weer in guldens omrekenen? Gelukkig was er ook een andere, liefdevolle stem: “Neem het maar.” Dus liep ik met de pot naar de kassa, rekende veertig euro af, en dronk de volgende ochtend op mijn nuchtere maag mijn eerste grassige groene water. En bemerkte dat het groene spul niet alleen verschrikkelijk gezond klínkt, maar ook verschrikkelijk gezond vóelt. Een enorme energieboost, die mijn lichaam van harte verwelkomt. Voorlopig ga ik er maar mee door. Op z’n minst tot de pot leeg is.

Alles wat we met het lichaam doen, vertelt de Cursus, is in wezen symbolisch. Mijn groene poeder staat in mijn geval symbool voor natuurlijke behandeling, en voor mijn behoefte aan aarde. Dat is de reden dat het goed voelt, en mogelijk een uitwerking heeft op mijn denkgeest, en via de denkgeest op mijn lichaam.

“Wie is de dokter? Alleen de denkgeest van de zieke zelf. Het resultaat is wat hij [de denkgeest] beslist dat het resultaat zal zijn. Speciale middelen [medicijnen e.d.] lijken hem te helpen, maar ze geven slechts vorm aan zijn eigen keuze. Hij kiest ze om zijn verlangens in een tastbare vorm te gieten” (H5.II.5-9).

In zekere zin ervaar ik een grote noodzaak tot aarding in mijn hele ziekteproces. Als Cursusstudent heb ik het begrip ‘aarding’ altijd wat problematisch gevonden. Ik herinner me van vele jaren geleden een stukje van Marrigje Dijksma in de MIC-Nieuwsbrief met – zoals ik het me herinner althans – de strekking: “Wat nou aarden? Hemelen moeten we!”. En ja, hemelen moeten we beslist. Maar hoe zit het dan met aarden? Want talloze keren hebben anderen tegen mij gezegd dat aarden belangrijk voor me is. Ik heb het tegen mijzelf gezegd. En – jazeker – Jezus heeft het tegen me gezegd.
“Maar wat houdt ‘aarden’ dan in?” vroeg ik hem. Want hoe kan ik me nu verbinden met een niet-bestaande aarde, waarvan de Cursus juist wil dat we doorkrijgen dat hij er inderdaad helemaal niet is? Hij legde me uit dat ‘aarden’ betekent dat je je afstemt op liefde, maar dat deze liefde getransformeerd wordt naar de aardse afstemming. Onze aardse afstemming (die illusoir is, maar waarin we wel moeten functioneren zolang we in het lichaam leven) is veel lager dan die van de Hemel. De trilling, het bewustzijnsniveau, de energie is veel lager. Aarden betekent dat je de hele hoge trilling van de Goddelijke liefde ‘naar beneden haalt’, zodat hij werkzaam en voelbaar wordt binnen de aardse dimensie van waarneming. Je verbindt je daarin met de aardse elementen, met alles wat op de aarde aanwezig is, vanuit liefde.

Dankzij deze uitleg van Jezus heb ik veel meer zicht gekregen op dit hele punt. Voor mijzelf is de natuur altijd een enorme hulpbron geweest om meer geaard te raken. En alles met rust en aandacht doen – eigenlijk mindfullness – helpt ook geweldig. Hetzelfde geldt voor menselijke relaties en contacten die vanuit het hart plaatsvinden. Hartsenergie is geaarde liefde.
Sommige mensen (denkgeesten) zitten vooral vast in de aardse klei, en moeten zich met name richten op het opstijgen naar de hogere, geestelijke gebieden. Zichzelf uit de klei omhoog laten trekken, als het ware. Maar anderen, en daar hoor ik bij, zijn zó geestelijk gericht van zichzelf, dat ze voortdurend de neiging hebben ‘te hoog’ op te stijgen en teveel in de geestelijke gebieden te verkeren. Helaas werkt dat niet. Het is dus een kwestie van jezelf steeds weer voldoende ‘omlaag’ halen om hier goed te kunnen functioneren en communiceren. Wanneer iemand heel hoog in de abstracte liefde verkeert, wordt zijn of haar liefde (die wel degelijk aanwezig is) door anderen niet gevoeld. Zo iemand wordt als afwezig, afstandelijk of ongrijpbaar ervaren. Pas wanneer die persoon voldoende ‘zakt’ en de liefde getransformeerd wordt naar de aardse afstemming, kan die door anderen gevoeld worden.
Dit is de laatste jaren een van mijn allergrootste aandachtspunten geweest, en nog steeds. Mijn denkgeest kan gemakkelijk heel hoog stijgen. Hij is dan in een dimensie die alle woorden, beelden en vormen voorbij gaat – pure liefde. Maar wanneer ik daarna niet voldoende ‘zak’, gaat het niet goed. De aarde (eigenlijk: dimensie van waarneming) vraagt dat ik op een bepaalde manier functioneer. Wanneer ik te hoog zit, moet ik die wijze van functioneren van heel ‘ver’ halen, en dat is erg vermoeiend en gaat stroef. Ik heb een keer lesgegeven vlak na een retraite en was innerlijk nog zó in de stilte, dat ik het ineens een heel vreemde ervaring vond te moeten praten. De woorden moesten van vér komen, ze kwamen niet vanzelf. Ook andere heel gewone dingen, zoals werken aan de computer, gaan moeizaam als ik te hoog zit. Er is geen automatische piloot meer, het is of ik over elke handeling moet nadenken, en dat is heel vermoeiend. In het algemeen kan ik nogal zenuwachtig worden over voor anderen heel gewone ‘wereldse’ dingen. Bijvoorbeeld dat ik iemand onderweg mobiel moet bellen. Ik maak me dan zorgen dat (1) ik mijn mobieltje vergeet, (2) het beltegoed op blijkt te zijn (3) de batterij leeg is, en (4) ondanks dat al deze punten in orde blijken, het om onverklaarbare redenen toch niet lukt. Dat laatste heb ik nogal vaak, dat dit soort dingen om onduidelijke redenen niet werken. Dat ligt helemaal aan mij. Ik vind zoiets nu eenmaal veel moeilijker dan, om een voorbeeld te noemen, het begrijpen van een paragraaf uit het Tekstboek van de Cursus.
Het functioneren van de wereld krijgt op die manier al snel iets onbegrijpelijks. Nu ís de wereld ook onbegrijpelijk, maar het is niet erg handig daar voortdurend bij stil te staan. Functioneren in de wereld terwijl je ‘te hoog’ zit, is net zoiets als in een vreemde taal moeten communiceren die je niet zo heel goed kent. Je redt je uiteindelijk wel, maar het voelt traag, onbeholpen en vermoeiend.
En dus heeft Jezus me altijd erg geholpen met proberen voldoende geaard te blijven. Wanneer de liefde weer voldoende naar beneden getransformeerd is, en ik in de energie van mijn hart zit, is er geen enkel probleem. Dan stroomt de liefde via mij, als instrument, moeiteloos uit en vindt vanzelf zijn vormen, beelden en woorden. Dan is het een en al communicatie.

Door alle fysieke processen die nu in mijn lichaam plaatsvinden, is het verleidelijk om ‘hoog’ te gaan zitten en het hierdoor allemaal niet zo te voelen. Maar ik merk dat dat juist niet goed werkt – buiten dan de altijd noodzakelijke en o zo heerlijke ‘pauzes’:

“Pauzeer en wees een tijdje stil, en zie hoe ver je boven de wereld uitstijgt, wanneer jij je denkgeest van ketenen ontlast en hem het niveau laat zoeken waar hij zich thuis voelt. Hij zal dankbaar zijn even vrij te zijn. Hij weet waar hij thuishoort. Maak slechts zijn vleugels vrij en hij zal vol zelfvertrouwen en in vreugde vliegen, om zich te verenigen met zijn heilig doel. Laat hem rusten in zijn Schepper, om daar in gezondheid, in vrijheid en in liefde te worden hersteld” (WdI.128.6).

Maar buiten deze pauzes is het zaak me voldoende te blijven afstemmen op mijn lichaam (eigenlijk: de waarnemende denkgeest) en zijn behoeften. Zo kan ik voelen wat het lichaam nodig heeft, en wat ik nodig heb. Dan kan ik beter rekening houden met mijn fysieke en psychische grenzen. Contact houden met mijn lichaam en de aardse dimensie lijkt de beste manier om mezelf door dit ziekte- en behandelproces heen te manoeuvreren. Wanneer je je niet met iets verbindt, roept dat altijd angst op (dat is de keuze tussen liefde en angst). Wanneer ik me onvoldoende met mijn lichaam en het aardse functioneren verbind, kan dat snel op dit vlak angst, spanning of onzekerheid oproepen. De enige remedie is dus me te verbinden, vanuit liefde. Ik denk graag in archetypes, en voor mezelf is het archetype van de sjamaan, die spiritualiteit verbindt met het lichaam en de natuur, hierin heel behulpzaam. De sjamaan in mij vertelt me wat mijn lichaam kan en niet meer kan, en wat hierin wijsheid is.

Het ziekenhuis, overigens, ervaar ik helemaal niet als een geaarde of aardende (en dus behulpzame) omgeving. Dat klinkt op het eerste gezicht vreemd, want het lichaam staat er immers centraal. Maar in feite staat niet het lichaam centraal, maar alleen losse onderdelen ervan, die gezien worden zonder enige samenhang met de rest van het lichaam. Dat vind ik tot nu toe een van de meest bevreemdende ervaringen in het ziekenhuis, en doet me denken aan wat de Cursus daarover zegt:

“In deze wereld wordt zelfs het lichaam niet als een geheel waargenomen. De bedoeling ervan wordt gezien als een versplintering in vele functies die weinig of geen verband houden met elkaar, zodat het door chaos lijkt bestuurd” (T8.VII.9:1,2).

Elk lichaamsonderdeel heeft in het ziekenhuis zijn eigen afdeling en zijn eigen specialisten. Er bestaat bij mijn weten geen afdeling ‘het lichaam als geheel’, laat staan ‘de mens als geheel’. (‘Onderdelenreparatie’, noemt N het ziekenhuis dan ook heel treffend). In plaats van geaard, ervaar ik het ziekenhuis, in elk geval de artsen, als rationeel en ‘denkerig’. Het haalt mij eerder uit mijn lichaam, dan dat het me erin brengt. Ik vermoed dat dat een van de redenen is dat veel patiënten, in elk geval kankerpatiënten, kiezen voor aanvullende ‘alternatieve’ behandelingen en daar baat bij vinden. Dat soort behandelingen staan symbool voor een behandeling van het lichaam als geheel, in samenhang met de mens als geheel. Dit willen zien van het geheel is naar beneden getransformeerde, geaarde liefde.
Ook ik zoek daarom naar alternatieve behandelingen die meer van het geheel uitgaan. Voor mij is dat een manier om te aarden. Net zoals bijvoorbeeld in de tuin werken, met aandacht mijn keuken schoonmaken en wandelen in het bos. En natuurlijk elke ochtend mijn groene sapje drinken.