Zonnehemel

12 juli 2011

“Om mij heen is al het leven dat God in Zijn Liefde schiep. Het roept mij toe in elke hartenklop en in elke ademtocht, in elke handeling en in elke gedachte. Vrede vervult mijn hart en overstroomt mijn lichaam met het doel van vergeving. Nu is mijn denkgeest genezen, en al wat ik nodig heb om de wereld te verlossen is mij gegeven” (WdII.267.1:1-4).

Pas geleden las ik het boek ‘Heiliging’ van de Deense Anker Larsen, en het behoort meteen tot mijn favorieten. Vorige maand, na de laatste les in Almere, kreeg ik het van een van de deelnemers. Een oude, antiquarische uitgave; ze vertelde dat ze het boek zelf had gelezen en een ‘stemmetje’ haar had ingefluisterd het aan mij door te geven.
Het is werkelijk een prachtig boek. Ik vroeg me af wie deze auteur was, en besloot hem te googelen. Hij blijkt tot de groten in de wereldliteratuur gerekend te worden. Er is zelfs een Nederlandse website aan zijn werk gewijd (www.ankerlarsen.nl). Anker Larsen leefde van 1874 tot 1957, en dit boek is uit 1928. ‘Heiliging’ en ook een aantal andere boeken zijn nog steeds verkrijgbaar*. Toch is hij duidelijk enigszins in de vergetelheid geraakt. Volkomen onterecht, want het is grootse mystieke literatuur. Juist daardoor, misschien?

Het boek gaat over een jongen, Hans, die opgroeit in een Deens plattelandsdorp en als kind ‘een nieuwe wereld’ ontdekt. Als Cursusstudent weet je wat met die ‘nieuwe wereld’ bedoeld wordt: hij ziet overal het Goddelijke weerspiegeld. Wanneer hij opgroeit, ontdekt hij dat door de preken van de dominee, of door (feiten)kennis – hoe geleerd ook – het Goddelijke alleen maar wordt ‘weggepraat’ en niet meer ervaren kan worden. Vanaf dat moment stelt hij zich ten doel zijn eigen leven daadwerkelijk te verwezenlijken, niet door verklaringen te geven, maar door voorbeelden te stellen. Onderwijzen is demonstreren, zou de Cursus zeggen. Hiermee transformeert hij heel de dorpsgemeenschap.
Deze korte beschrijving doet het boek geen recht. Het bevat vele, vele parels waarvan ik er een paar wil noemen die mijzelf erg geraakt hebben. De eerste is een misschien wel bepalende ervaring die Hans heeft als klein kind. Op een ochtend hangt er een zeer dichte mist waarin niets te zien is. Zijn ouders leggen uit dat het laaghangende wolken zijn. De kleine Hans ziet het zo dat de hemel naar de aarde is gekomen, met maar één doel: alles op aarde nieuw te maken. Terwijl hij alleen door de mist loopt, speelt hij dat hij een lantaarn is, die door God wordt vastgehouden. Dan voelt hij ineens dat er licht binnenin hem is. Het is alsof het oog van God bij hem naar binnenkijkt en door hem heen naar buiten kijkt. Terwijl de mist begint op te trekken en de vertrouwde vormen terugkomen, blijkt niets meer zoals het was. Alles is nieuw en fris. Er is een nieuwe wereld gekomen. En wanneer Gods oog door hem heen kijkt, is hij ook niet meer bang.
Hans en de andere dorpskinderen luisteren graag naar Rasmus, een rondzwervende klusjesman die verhalen vol wijsheid en inzicht vertelt. Op een dag vertelt Rasmus de kinderen een verhaal over ademhalen. “Als je iets stouts doet en bang bent gesnapt te worden, hou je dan niet even je adem in?” zo vraagt hij de kinderen. Ze knikken vol herkenning. Dat deden Adam en Eva ook, zegt Rasmus. Toen Adam en Eva besloten te eten van de verboden vruchten in het paradijs (lees: toen de Zoon besloot zich af te scheiden van God), hielden ze hun adem in, van schrik en schuldgevoel. En ze bléven hun adem inhouden. Rasmus legt uit dat er twee soorten ademhaling bestaan: de fysieke en de geestelijke. De ademhaling van de longen kun je maar heel even inhouden, in tegenstelling tot de geestelijke:

 “Maar de ademhaling der ziel, die van de eeuwigheid is, die kan men inhouden zolang men wil. Adam en Eva durfden deze adem niet halen, want als ze dat deden, stroomde Gods leven in hen en dan voelden ze zijn nabijheid en begrepen dat hij wist, wat ze deden. Dus hielden ze de eeuwige ademhaling in – zo lang dat ze die vergaten. Toen ze Gods leven niet langer in zich voelden, vergaten ze ook hem en toen hun lichamen oud werden, stierven ze. Zo gaat het ons allen, dag aan dag.”

Afscheiding is dus je adem inhouden. Stoppen met ademen met God. In plaats daarvan komt onze ‘eigen’ ademhaling: de tijdelijke, kwetsbare ademhaling van het lichaam, die onherroepelijk eindigt in de dood. Pas wanneer we niet meer afgescheiden willen zijn, wanneer we terugkeren naar God, beginnen we eindelijk weer écht te ademen. Dan zijn we weer deel van Zijn nooit eindigende Adem.

Hans ziet dat God overal is. En ook de Hemel is niet zoals de theologen hem gedacht hadden. Hans heeft het over ‘de zonnehemel’: “Die is op een plaats, dat geen plaats is, maar een beweging, een liefde, die in alle richtingen stroomt en alles bereikt.” De zonnehemel is puur licht, puur leven, net als God. En net zoals God, is ook de Hemel overal, maar de mensen schermen zich ervoor af, zoals ze een parasol tussen henzelf en de zon houden. Hans kijkt als het ware door de mensen heen: “Ik kan bijna alles in andere mensen zien… gedachten die in hen zijn en in hen gisten; geheel hun verhouding tot de hemel kan ik zien. Ik zie boven hun hoofden een prachtige parasol. Er is daarop een mooi en verstandig gezicht geschilderd en vele heerlijke beelden. Dat is hun eigen portret en hun eigen daden en wensen.”
Die zelfbeschilderde parasol houdt de zon weg van onze ziel. Maar Hans wil zijn dorpsgenoten laten zien dat het mogelijk is zonder parasol te leven. Dat je de Goddelijke zon rechtstreeks op je kunt laten schijnen.

Hans heeft al tijdens zijn aardse leven uitstapjes naar de ‘zonnehemel’ gemaakt, en hij weet waar hij na zijn lichamelijke dood voor eeuwig zal verblijven. Hij sterft jong – een intrigerend aspect van het verhaal. In een visioen waarin hij in de Hemel is, wordt hem de keus voorgelegd om jong te sterven of op oudere leeftijd. Als hij op oudere leeftijd sterft, zal hij in zekere zin meer kunnen betekenen voor zijn dorpsgenoten, maar wanneer hij jong sterft, zal de uiteindelijk uitwerking van zijn leven waarschijnlijk groter zijn. Mensen hebben immers, zo wordt hem voorgehouden, meer respect voor iemand die overleden is, en laten zich gemakkelijker en met minder weerstand inspireren door iemand die dood is. Hans besluit daarop voor een vroege dood te kiezen, en zo geschiedt het. Met name de jongere leden van het dorp proberen vervolgens wat ze van hem geleerd hebben in praktijk te brengen, en zetten zo zijn aardse leven voort. De hemelse voorspelling is uitgekomen.
Interessante gedachte…

* J. Anker Larsen, Heiliging, een dorpsgeschiedenis. Uitgeverij Synthese.