Retraite

25 november 2011
Vorig weekend was ik in het Wilgenbos. Ik wist niet of ik het zou halen: een half uur fietsen (rusten), een half uur mijn wandelrondje door het bos (met rust), een half uur terugfietsen (met halverwege rust). Maar het lukte! Ik had er dan ook een week fysieke energie voor ‘gespaard’. En omdat het geen vanzelfsprekendheid meer is, waardeer ik het nog meer dan vroeger. In het Wilgenbos groeien reusachtige bramenstruiken, en aan één zo’n struik zag ik tot mijn verbazing, naast alle verdroogde trosjes bramen, nog een paar takken met bloesem. Ik kon ook nog een paar late rijpe bramen plukken, die niet erg zoet waren maar wel fris. Ik staarde naar de struik met bloesem, groene, rijpe én ingedroogde vruchten en het was of ik alle seizoenen van het jaar bij elkaar zag: voorjaar, zomer, herfst. Wat heb ik dit jaar toch nog veel kunnen wandelen, dacht ik. En ondanks alles heb ik veel prachtige natuur gezien in al deze seizoenen! Dat ging door me heen, in een plotselinge golf van dankbaarheid.

Mijn dankbaarheid betreft niet alleen het afgelopen jaar en het vertoeven in de natuur. Er is veel om dankbaar voor te zijn. Zo ben ik voortdurend dankbaar voor de reacties die ik ontvang: mails, kaarten, bloemen, cadeautjes. Ik voel me gezegend! En altijd voel ik me dankbaar dat ik hier als Jezus’ leraar heb mogen dienen en zijn prachtige Cursus mocht uitdragen. En dit, met alle huidige beperkingen, nog steeds mag doen.
Want dít heb ik geleerd: dat je bloeit als een bloem wanneer je door hem wordt aangeademd en geïnspireerd en voortdurend gevoed en beschermd. En dat, wanneer jíj bloeit, andere bloemen om je heen ook beginnen te bloeien. En zich evenzeer door Jezus – met welke benaming ook – geïnspireerd en gevoed en beschermd voelen. Dát is het teken van de aanwezigheid van Jezus of de Heilige Geest, de Goddelijke inspiratie: dat niet één bloem bloeit, maar duizend bloemen bloeien, elk op hun eigen wijze en in hun eigen tempo.

Deze week houd ik een ‘retraite’, een periode van even (nog meer) terugtrekking en – buiten deze dagboeknotitie – zo min mogelijk computerwerk. Nu de behandelingen gestopt zijn, en er zóveel in mijn lichaam en denkgeest gaande is, heb ik behoefte aan een ‘pas op de plaats’. Om meer naar binnen te keren en goed te voelen hoe ik me eigenlijk voel. En hoe mijn lichaam voelt. Wat er nodig of behulpzaam is en wat voor mij klopt in bijvoorbeeld de verhouding tussen computerwerk en schrijven enerzijds en rust en ontspanning anderzijds. Vooralsnog heb ik nog niet de helderheid gevonden die ik hierin zoek, en dat komt vooral omdat er veel verschillende en soms tegenstrijdige signalen zijn. Zo heb ik bijvoorbeeld vaak veel zin en ook inspiratie om te schrijven, terwijl tegelijkertijd de energie en de fut ontbreekt om dat lang vol te houden. Ik voel dus tegelijkertijd veel én heel weinig energie: verwarrend. Ook fysiek is mijn toestand erg wisselend. Stilletjes hoop ik dat het stoppen met de behandelingen voldoende fysieke vooruitgang oplevert – als is het maar tijdelijk – om weer wat meer te kunnen doen. En inderdaad: er zijn soms momenten dat ik het ineens weer langer dan een half uur kan volhouden om te lopen of te fietsen. Ik probeer nog altijd af en toe in de natuur te zijn, en als dat eenmaal gelukt is doet het me enorm goed, zelfs als het kort is.
Maar op andere momenten kan ik ook fysiek vrijwel niets, hoewel ik me maar nauwelijks inspan. Een paar keer, ’s nachts in bed, voelde ik me zo zwak – een zeer lichte ademhaling, hoezeer ik ook naar mijn buik adem, en een hart dat heel zwakjes lijkt te kloppen – dat ik me afvroeg of ik de volgende ochtend zou halen. Maar jawel, de volgende ochtend was ik er gewoon nog, en in de loop van de dag trekt de moeheid en het gammele gevoel soms wat bij – tot ineens de man met de hamer weer komt.
Verwarrend vind ik ook het grote contrast tussen wat ik voel en ervaar en de (reguliere) medische kijk. Ik weet dat ik door mijn specialist niet als terminaal gezien word, omdat alle organen nog gewoon functioneren. Voor zover meetbaar en scanbaar en controleerbaar, moet mijn lichaam dus nog normaal functioneren op elk gebied. Maar dat klopt niet met mijn ervaring. Ik vroeg aan mijn oncoloog wat mijn prognose is als ik ervoor blijf kiezen niet meer te worden behandeld. Tot mijn verbazing zei ze: “Ook dan kan het nog jaren duren.” (Interessant: mijn prognose mét behandeling is: ‘mogelijk jaren’. En zonder behandeling ook…)

Jaren? Zo voelt het helemaal niet. Maar net zo min als de oncoloog het echt weet, weet ik het echt. En voor de duidelijkheid: het is ook niet zo dat Jezus me een dag of datum van mijn overlijden geeft. Zo werkt leiding op het specifieke vlak meestal niet. Hij geeft alleen de richting aan, de juiste houding. De leiding die ik ontvang is gericht op voltooien en afronden van mijn aardse leven en me voorbereiden op de overgang. Maar hoe het specifiek verloopt binnen de tijd, dat is echt afwachten en wordt door mijn eigen denkgeest bepaald – het deel van mijn denkgeest waar ik niet bewust toegang toe heb. Als de denkgeest hier ‘klaar’ is, dan ga ik.
In de tussentijd – dagen, weken, maanden of zelfs jaren, wie zal het zeggen? – is het waarschijnlijk vooral een kwestie van heel nauwkeurig steeds weer de juiste balans zoeken in alles. En me aanpassen wanneer mijn toestand weer verandert. Accepteren dat ik me voel hoe ik me voel en weten dat alles op een of andere manier zijn waarde kan hebben – ook een korter of langer aards leven dat héél anders is ingevuld dan ik, toch min of meer altijd de harde werker, gewend was. Ik realiseer me dat je soms pas achteraf ziet waar een situatie goed voor was, waarvoor het nodig of behulpzaam was.

Deze week las ik een van mijn favoriete werkboeklessen: ‘Ik rust in God’. En deze herinnerde me er weer aan dat het uiteindelijk nooit gaat om dóen. Het gaat om je state of mind, de toestand of afstemming waarin je verkeert:

“Jij rust in de vrede van God vandaag, en roept je broeders op vanuit jouw rust om hen te leiden naar hun rust, tezamen met jou. Je zult getrouw aan je vertrouwen zijn vandaag, niemand vergetend, iedereen binnenhalend in de grenzeloze cirkel van jouw vrede, het gewijde heiligdom waarin jij rust. Open de tempeldeuren en laat hen komen, van over heel de wereld en ook van heel nabij; je verre broeders en je naaste vrienden; vraag hen allen hier naar binnen om te rusten met jou.
Je rust in de vrede van God vandaag, kalm en onbevreesd. Elke broeder komt nu zijn rust vinden en biedt jou die aan. We rusten samen hier, want zo wordt onze rust compleet gemaakt, en wat wij vandaag geven, ontvingen we reeds” (WdI.109.8,9:1-3).